De naaktrecreanten van de Delftse Hout zijn in hoger beroep opnieuw vrijgesproken. Helaas is de opzet van Miranda de Meijer wel geslaagd. De uitspraak van het Hof is veel minder principieel dan de vorige. In de vorige uitspraak stond immers dat elke plek die geschikt was voor schaars geklede recreatie ook geschikt was voor ongekleed. Dat is van tafel. In de recente uitspraak is alleen gekeken naar de ongeschiktheid van de Delftse Hout.

Positief

De uitspraak heeft ook wel een positieve kant. Zo kan een gemeente een naaktstrand niet meer sluiten met seksuele overlast als argument. Als dat het probleem is, dan zal de gemeente daar beter op moeten handhaven. Daar is artikel 239 voor bedoeld. En de NFN kan adviseren over maatregelen om dergelijke overlast te beperken, zoals open zichtlijnen. Dat de vrijsspraak door het Hof na de cassatie extra krachtig is, is al gebleken. Amper een week na de uitspraak van het Hof in Den Haag heeft het Hof in Leeuwarden twee blootwandelaars in een Staatsbos vrijgesproken onder verwijzing naar deze uitspraak.

Miranda de Meijer

Met de uitspraak van de Hoge Raad heeft Mevrouw de Meijer een toetsingskader opgesteld voor rechters, dat in het vervolg van belang zal zijn. Ik geloof dat je niet tegen een uitspraak van de Hoge Raad in beroep kan, maar er zijn wel een aantal zaken bijgesleept, die niet in de wet staan en ook niet uit de wetsgeschiedenis zijn gebleken. Het Hof kan een uitspraak van de Hoge Raad uiteraard niet negeren en moest dit toetsingskader dus wel hanteren:

Enige voorbeelden van concrete factoren uit de literatuur die aansluiten bij het door de wetgever geschetste algemene toetsingskader zijn: de herkenbaarheid van de plaats, de aard, de ligging en de grootte van de plaats en het feit of de plaats vanaf de openbare weg gemakkelijk kan worden waargenomen.

Concrete factoren uit de literatuur die stellen dat de zichtbaarheid en de confrontatie niet van belang zijn heeft ze om voor de hand liggende redenen niet genoemd. Papier is geduldig. Hoewel de verdachten zijn vrijgesproken zijn er wel wat potentiële valkuilen in de uitspraak geslopen. Mevrouw de Meijer heeft stiekem een paar accentverschuivingen teweeggebracht met gebruik van oude stukken van de Nationale Ombudsman en Mr. Holdijk, een gereformeerde rechtsgeleerde uit de vorige eeuw. Weliswaar zal het OM voorlopig niet gauw weer vervolgen op 430a, maar als ze de kans krijgen hebben ze wel een paar haakjes.

Gerard Spong

Helaas heeft het Hof geen uitspraak gedaan over de subsidiaire argumenten van Spong. Deze argumenten gingen respectievelijk over

  1. Naakt zijn is een uitingsvorm die beschermd wordt door het recht op uitingsvrijheid

    Strafrechtelijke vervolging van naaktrecreanten als de verdachte is geen proportionele reactie op de uitingsvrijheid

  2. De normen voor vervolging zijn vaag en er zijn verworven rechten op naakt recreëren in de Delftse Hout

    De in artikel 430a Sr besloten liggende rechtsnorm is te vaag om betrokkenen in de gelegenheid te stellen hun handelen daarop af te stemmen. De vage norm heeft 30 jaar lang geen probleem voor de rechtshandhaving opgeleverd en is door discutabele zedelijkheidsopvattingen plots verworden tot een onduidelijke strafbepaling.

  3. Naaktrecreatie is te futiel om te vervolgen

    Gelet op enerzijds de principiële aard van de kwestie en anderzijds de volstrekt ongevaarlijke aard van de gedraging dient toepassing gegeven te worden aan het in artikel 9a Sr bepaalde.

Het was aardig geweest als het Hof zich ook over deze 3 punten had uitgelaten om de vrijspraak nog steviger te maken en toekomstige vervolging in andere zaken lastiger.

Overwinning voor het OM?

Het Hof heeft het toetsingskader van de Hoge Raad als volgt vertaald.

  1. Maatschappelijke opvattingen kunnen veranderen volgens het Hof. En daarmee blijkbaar de interpretatie van de wet. Dat is op zijn minst eigenaardig. Ik weet zo gauw geen voorbeelden van andere strafwetten waar dit ook gebeurt. Wetten kunnen veranderen op basis van opvattingen. Daar zijn democratische processen voor. Interpretaties kunnen niet veranderen op basis van opvattingen. Een wet moet van zichzelf duidelijk genoeg zijn: Zwart-wit en niet grijs. Gelukkig heeft het Hof in zijn uitspraak gezegd dat moeilijk bewijsbaar is of naaktrecreatie in specifieke gevallen buiten de grenzen van de maatschappelijke opvattingen valt.

    Aangenomen kan worden dat velen die ervoor kiezen om zich wel te bevinden vlakbij deze plek, zich niet storen aan het daar mogelijk aanwezige naakt. Het dossier bevat geen aanwijzingen voor het bestaan van veel klachten daarover.

  2. Onverhoedse confrontatie of zichtbaarheid is voorheen nooit een criterium geweest. Dankzij de Meijer is dat nu wel zo, alhoewel de mate van confrontatie dan kennelijk een rol gaat spelen. Dat is heel vaag. Onverhoedse confrontatie is alleen in het zedelijkheidsartikel 239 ter sprake geweest bij de behandeling van de wetten. Dat heeft ze er met dank aan de Nationale Ombudsman in 2001 (het was even zoeken voor De Meijer) slim ingefietst. Ook hier heeft het Hof de rem gezet op de interpretatie van ongewilde confrontatie

    Kortom, bezoekers van de Delftse Hout kunnen ongevraagd of ongewild met naaktrecreatie geconfronteerd worden, maar gelet op de kanttekeningen die daarbij geplaatst kunnen worden, is deze confrontatiemogelijkheid op zich niet voldoende om de betreffende plek, te weten het voormalige stukje aangewezen “naaktstrand” als niet geschikt voor ongeklede recreatie te bestempelen.

  3. En dan verstoring van de openbare orde. Wanneer verstoor je de openbare orde? Hiervan was nog nooit sprake geweest in de geschiedenis van artikel 430a, tot aan de cassatie toe. Ook heel slim bedacht door De Meijer. Maar het Hof heeft besloten om hier niet eens aandacht aan te besteden:

    Het dossier bevat geen concrete aanwijzingen dat door naaktrecreatie op het voormalige naaktstrand per se de openbare orde wordt verstoord, noch dat dat regelmatig het geval is geweest, noch dat dat het geval is geweest op het moment dat het ten laste gelegde feit zich heeft voorgedaan.

De conclusie van het Hof was dus vrijspraak

Het hof komt op grond van al het hiervoor overwogene tot de conclusie dat onvoldoende wettig en overtuigend bewezen is dat de plek waar de verdachte zich bij het ten laste gelegde gebeuren bevond, aangemerkt moet worden als een voor het openbaar verkeer bestemde plaats die niet voor ongeklede recreatie geschikt was. De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken.

Dacht het niet

Gelet op de stelligheid waarmee onze vrienden van de Delftse Hout zijn vrijgesproken, vermoed ik dat het ook niet een stiekeme overwinning is door het OM, hoewel ik me wel de meeste zorgen maak over het criterium van de “onverhoedse en ongewilde confrontatie”. Die kan ons in de toekomst nog wel opbreken in minder duidelijke situaties.